Mug en olifant
“Zeg, hoe goed lees jij je eigen blogjes eigenlijk?”, vraagt een vriendin terwijl ze me observerend aankijkt. We zijn ons aan het klaarmaken om naar een concert te gaan. Ik zoek de kaartjes en ben net nog even naar boven gelopen om papieren zakdoekjes, hoesttabletjes en dropjes te halen. “Hoezo?”, vraag ik verbaasd. “Nou, ik doel op die EHBO-kist die je aan het vullen bent”, antwoordt ze. Ze wijst op mijn overlopende handtas waarin ook al een rolletje pepermunt, kauwgum en een doosje aspirine zitten. “Oh dat. Nee joh, ik wil voorkomen dat ik weer een hoestbui krijg.” En ik vertel haar wat mij twee weken geleden is overkomen.
We waren met een bevriend stel naar het toneelstuk ‘De gelukkigste dag’ van en met Johnny de Mol. Prachtige plaatsen in het midden van de zaal en geen grote hoofden voor ons. Het kon niet beter. Maar het zaallicht is nog niet uit of ik voel achter in mijn keel een ieniemieni kriebeltje opkomen. O nee, denk ik, hier zit toch alsjeblieft geen hoestbui aan te komen? Even slikken, dat helpt misschien. Maar het kriebeltje wordt groter. Het lijkt alsof in mijn keel een klein monstertje aan het experimenteren is. Met het puntje van een heel dun ijzerdraadje prikt, kriebelt en sart hij mij, subtiel zijn grenzen verkennend. Als een volleerde puber kijkt hij hoever hij kan gaan voordat hij een schop onder z’n kont krijgt. Ik begin het er warm van te krijgen. Heet zelfs.
Terwijl Johnny bezig is met zijn openingsmonoloog, voer ik een heftige interne dialoog met mijn monster. Kappen!, roep ik hem toe. Over anderhalf uur mag je je monsterlijke gang gaan, niet nu! Maar hij zet vrolijk nog een tandje bij en besluit ook zijn staalborsteltje ter hand te nemen. Ik kan er niet meer omheen: ik moet hoesten. Dat vind-ie leuk! Holderdebolder vliegt hij door mijn keel en weet onderweg de boel flink te irriteren met zijn prikkende borstel. Niet het gewenste effect dus. Ik probeer een nieuwe strategie: hoesten zonder geluid. Er zijn tenslotte ook mensen die kunnen niezen zonder geluid. Maar daarmee lopen de tranen over mijn verhitte gezicht en druipt het snot uit mijn neus. Sinds het monstertje weet dat hij ook in de achtbaan kan, neemt hij geen genoegen meer met minder. Én er zijn nog wat vrienden bij hem langsgekomen. Heb ik hoesttabletjes? Ik buig me voorover om zo geruisloos mogelijk mijn tas open te ritsen. Ik vind een doosje met twee smintjes. Twee… Hoe ga ik het daar in godsnaam mee redden? Ik probeer mezelf in een zen-modus te brengen en steek het eerste smintje in mijn mond. Concentreren op mijn ademhaling, denk ik. Maar iedere ademteug voert langs de monster-mob. Dan maar concentreren op het smintje. Waar voel ik het precies op mijn tong? Wat voor structuur heeft het? Merk ik dat hij kleiner wordt? En heel, heel langzaam begint het er op te lijken dat de monsters bedwelmd raken door de smint. Ik wis de tranen van mijn wangen en merk dat ik weer oog voor Johnny begin te krijgen. Dit nooit meer. Voortaan op stap met strepsils, drop, hoestbonbons, zakdoekjes én een vol doosje smintjes, beloof ik mezelf.
“Vandaar die EHBO-kist zoals jij het noemt. Maar over welk blog had jij het nou?”, vraag ik mijn vriendin. “Zeker die ene waar ik wat schrijf over Mindfulness?” “Nee,” zegt ze, “die ene over pijn en lijden!” “Huh? Dat snap ik geloof ik niet.” “Jawel, waar je van een mug een olifant maakt met die verkoudheid! En dat doe je nu eigenlijk weer met al die rollen drop vanwege een simpele hoestbui vorige week. Je maakt er weer een olifant van.” Die komt aan. Mijn verstand is inderdaad aan de haal gegaan met het hoestvoorval en heeft mij weten te overtuigen dat dit makkelijk, nee zelfs heel waarschijnlijk nog wel een keer zal gebeuren. Ik kiep mijn tas om en kom nog veel meer veiligheidsmaatregelen tegen. Ik stop alleen mijn portemonnee, mijn mobiel en een lippenstift terug in mijn tas en heb ineens zeeën van ruimte. Voordat we de deur uithollen, stop ik nog snel mijn opvouwbare parapluutje er in. Plek zat en je weet het tenslotte maar nooit met dat Nederlandse klimaat!
Mug en olifant
6 Comments