Vreemde vogel(aar)

Het kón – de Italiaanse overheid had Piemonte code geel gegeven – dus het móest. Nog niet eerder waren we zo lang niet in ons Italiaanse huis geweest. Een winter en een voorjaar zonder onze aanwezigheid boezemde me zowel angst als nieuwsgierigheid in. Angst om de hoogte van het onkruid, ongewenste bewoners in de vorm van slangen of adders of ingestorte muurtjes in de tuin en nieuwsgierig naar de nieuwe wijnstokken, het uitbotten van de rozen en misschien wel een ree met bambi’s voor de deur. Het viel mee (geen bewoners of ingestorte muurtjes, wijnstokken aangeslagen en rozen in bloei) en tegen (hoogte van het gras en geen reeënfamilie). So far so good. Nadat we waren gesetteld gingen we op tour langs onze lievelingsrestaurants die de Corona-crisis bleken te hebben doorstaan, dus ons verblijf kon niet meer stuk.

Totdat ik zo’n verschrikkelijke pijn in mijn rechter bil en een doof gevoel in mijn been en voet kreeg, dat het me wel duidelijk werd dat dit geen naweeën waren van de lange autorit. Na een telefonisch consult bij een lieve vriend annex fysiotherapeut, was de diagnose op afstand: ‘Iets van ischias of hernia. Doe maar kalm aan.’ Het duurde nog eens drie dagen voordat ik begreep wat ‘kalm aan’ betekende. Blijkbaar was de pijn verbijten en anderhalf uur wandelen naar een restaurant om daar te lunchen en daarna weer terug, te weinig kalm.

Ik zat vast in la galera (de gevangenis) zoals ons huis in de buurt wordt genoemd. Zelfs een wandeling naar de auto, tien minuten verderop, was te ver. Ik vertelde het in tranen aan mijn moeder. Zij begreep mijn frustratie – op haar leeftijd had zij al menig maal met een weigerend lijf te maken gehad – en raadde me aan om het nadeel tot voordeel om te buigen. Ik had toch vakantie in een prachtige omgeving? Waar kon ik beter herstellen dan hier? En zo werd ik teruggeworpen op de vierkante (centi)meter en had ik vooral de directe omgeving om naar te kijken. Ik begon klein en was verbijsterd over de enorme verscheidenheid aan mieren en over de bovennatuurlijke krachten waarmee ze voorwerpen die makkelijk vier keer hun lengte of gewicht zijn kunnen vervoeren. En iets verderop bleken de bijen massaal gehoor gegeven te hebben aan een oproep voor een zoem-sessie in de kaki-boom die in bloei stond.

Maar de meeste lol had ik van de vogels op de berg. Dat zat er al wel aan te komen, want ik was sinds deze lente fan van de Vogelspotcast, waarin vogelaar Arjan Dwarshuis zijn jeugdvriend Gisbert van Baalen vogels leert kijken. Onderweg naar Italië hadden we een aantal afleveringen geluisterd en zijn enthousiasme werkt enorm aanstekelijk. Zo zat ik, gewapend met een verrekijker die nog van mijn schoonvader was geweest, te loeren naar de buizerds die dagelijks een showtje zweefvliegen weggaven of juist als kamikazepiloten naar beneden doken op weg naar een prooi. De Vlaamse gaaien bleken net zo verzot op onze rijpe kersen als ik en er was een paartje grappige vogeltjes dat een oud spechtengat controleerde op nestgeschiktheid. Ik wist ze te determineren als gekraagde roodstaarten. Er waren voortdurend staartmezen die krijgertje speelden in het verse groen van de olijfbomen en van tijd tot tijd hoorde ik de zware klop van een zwarte specht die zo anders klonk dan die van de bonte. De koekoek liet zich uitbundig horen maar natuurlijk niet zien, net zomin als onze mystery guest. Overdag hield hij zich koest en kwam pas in de schemering pruttelend tot leven. Toen we een keer op het balkon stonden bij het invallen van de duisternis, hoorden we zijn bijzondere en langdurige ratel. Ik moest de reflex om subiet over te gaan steken onderdrukken. Het geluid lijkt namelijk sprekend op dat van het voetgangerslicht bij ‘groen’. Ineens vlogen er vlak voor onze neus twee bruine vogels met witte strepen langs. Nu kon ik zoeken. Het bleken nachtzwaluwen te zijn, die onlangs vanuit tropisch Afrika onze berg hadden uitgekozen als hun zomerverblijf.

Toen ik een paar dagen later minutenlang naar mijn gekraagde roodstaart (het mannetje!) zat te kijken, had ik het idee dat hij wist dat hij bekeken werd. Even later bekroop mij het gevoel dat hij naar mij aan het kijken was en zich afvroeg wat dit nu weer voor een vreemde vogelaar was? Op enig moment vond hij wel welletjes en vloog soepeltjes weg. Ik ben benieuwd of hij me met Voogle heeft kunnen vinden: de homo sapiens galeriana – een mens die wordt gehinderd in zijn (bewegings)vrijheid. ‘Vreemde vogels, die mensen’, hoor ik hem denken.

Morgen is het weer tijd om te gaan. Mijn rug heeft zich voldoende hersteld voor de wandeling naar de auto en in Nederland wacht mijn tweede vaccinatie die pas echte vrijheid zal gaan geven. Ik zeg de vogels en mijn groene gevangenis weer even vaarwel, maar zal bij ieder groen voetgangerslicht weer even terug zijn bij mijn nachtzwaluwen in la galera.

Geschreven door

5 Comments