Toen ik in de derde klas van de middelbare school zat, was ik razend verliefd op D. Zijn donkere haren, helderblauwe ogen, hautaine, ondoorgrondelijke blik en het feit dat hij een klas hoger zat dan ik, maakten hem onweerstaanbaar. Met mijn vriendinnen kon ik urenlang verzinnen hoe ik hem zou veroveren. Een van hen woonde bij hem in het dorp en ging als een volleerd privédetective eropuit om te kijken of hij niet toevallig al een vriendinnetje had. Er werden geen noemenswaardige meisjes waargenomen, dus konden we verder met beramen van mijn verover-plannen. Het was september, ik was in de zomer jarig geweest en wilde nog een feestje geven. Dat was volgens mijn vriendinnen hét moment om hem samen met een vriend van hem uit te nodigen. Tot mijn grote verbazing nam hij de uitnodiging aan en kwam hij aanzetten met een bos rode rozen. Duidelijker kon het niet zijn. De week daarop gingen we voor het eerst samen wat drinken en vroeg hij of ik verkering met hem wilde. Natuurlijk wilde ik dat! En daar in het café, werd ik voor het eerst van mijn leven gezoend. Een grotere teleurstelling was nauwelijks denkbaar. Ik had er in boeken over gelezen en in films zwijmelende stellen gezien, klokken horen luiden, vogels horen fluiten en mensen in een andere dimensie zien verkeren. Zo niet ik: er werd wat heen en weer gerommeld met tongen, ik hoorde vooral gesmak en had me zelden zo’n stuntel gevoeld als toen. Het was mij in één zoen duidelijk geworden: dit kón mijn grote liefde niet zijn. Ik stuurde D. de volgende dag een brief om het uit te maken.
Drie dagen later ontving ik zijn antwoord. Per post, zoals dat in die tijd ging. Hij was verbijsterd geweest over mijn brief. Hij snapte heel goed wat ik had bedoeld met het ontbreken van klokgelui en andere dimensies. Maar de conclusie die ik daaruit had getrokken was volgens hem helemaal verkeerd. ‘Zoenen moet je leren,’ schreef hij. ‘En niet van je kleuterjuf!’ Die laatste toevoeging leek me nogal logisch, maar zijn oproep aan mij om in de leer te gaan vond ik tegelijk verontrustend en belachelijk. Belachelijk omdat zoenen volgens mij zoiets natuurlijks zou moeten zijn als het eten van een ijsje en verontrustend omdat er ineens gemorreld werd aan mijn ideeën daarover. Nuffig als ik was, liet ik hem weten geen interesse te hebben in een les. Maar enkele liefdes later, kon ik hem alleen maar helemaal gelijk geven: hoe meer ik zoende, hoe beter ik er in werd.
Ook al is hij nooit mijn zoen-meester geworden, ik heb wel een belangrijke les van mijn eerste en kortste liefde geleerd. Want achteraf begreep ik dat ik in mijn leven al heel veel dingen had moeten leren die normaal lijken zoals eten, lopen en praten. Als je iets wilt leren, of het nou iets is dat ‘natuurlijk’ is of niet, kost dat tijd, toewijding, aandacht en herhaling. Dus als ik wel eens teleurgesteld ben over mijn gestuntel bij het maken van een ingewikkeld gerecht, vind ik het fijn om een persoonlijke tegeltjeswijsheid te hebben en tegen mezelf te zeggen: ‘Ja joh, zoenen moet je leren!’
3 Comments