Voor de derde keer deze ochtend loop ik scheldend en met grote gebaren de tuin in richting de vijver. Nuffig en oprecht verbaasd word ik aangekeken door de reiger die ik al eerder aan de rand van de vijver betrapte. Hij is op jacht naar mijn goudvissen die zich de hele zomer vet en vol hebben gegeten om straks de winter weer een beetje heelhuids te kunnen doorstaan. Daarnaast hebben ze dit jaar gezinsuitbreiding gehad: de vijver ziet bij de juiste lichtinval letterlijk zwart van de jonge vissen. Goudvissen worden namelijk zwart geboren en het duurt voor sommigen zelfs jaren voordat ze goud gaan kleuren. Die laatbloeiers hebben de meeste kans op overleven: ze zijn moeilijker te spotten voor de getrainde ogen van de reiger. Bezorgd sta ik gebukt over mijn vijver om te kijken wat er nog over is van mijn vissenfamilie. Maar niemand of niets durft nog uit de waterplanten of de modder tevoorschijn te komen. Goed zo, denk ik, Houd je maar mooi gedeisd allemaal. Dan valt mijn oog op iets vreemds in de hoek van de vijver. Een stekelige bol dobbert eenzaam tussen de grote bladeren van de waterlelie. In eerste instantie denk ik dat het een enorme uitgebloeide zonnebloem is, maar al snel snap ik waar ik naar kijk: een verdronken egel. Getver, hoe krijg ik die er nou weer een beetje hebbelijk uit? Heb ik nog ergens keukenhandschoenen liggen of worden die meteen lek geprikt door de stekels? Hoelang zou hij er al in liggen en is-ie eigenlijk nog wel van enige vaste substantie of zou hij in m’n handen uit elkaar glibberen als ik hem probeer op te pakken? En hoe erg zou het stinken? Ik voel nu al de walging van wat straks zal komen en merk ook dat ik er bang voor ben.
Terwijl ik op zoek ben naar een stevige plastic zak en handschoenen, bedenk ik dat een grote schep waarschijnlijk beter werkt om de egel op te vissen. Alleen al fijn omdat dan niet mijn hand de schep is, maar iets kunstmatigs waar ook nog eens een hele lange steel aan zit om het enge op grote afstand te houden. In de garage loop ik tegen nog iets beters aan: een grote kunststof hark die omgekeerd bijna een soort bak vormt. Met de hark in mijn hand loop ik door de herfstige tuin richting de vijver. Ineens realiseer ik me dat ik een dode egel heel eng vind, maar dode bladeren heel normaal. Ook de geur van rottend blad is vertrouwd en niet angstaanjagend. Komt het omdat de egel een zoogdier is dat ik het griezeliger vind? Drukt het me met mijn neus meer op mijn eigen sterfelijkheid dan de afgevallen herfstbladeren? En wat vreemd dat ik echt bang ben voor wat me in die vijver te wachten staat. Ik realiseer me dat het westerse leven zo weinig is doortrokken met zoiets gewoons als de dood. Het lijkt, als ik er zo over nadenk, wel een beetje op de tegenstander van Harrie Potter: Hij die niet genoemd mag worden. Voldemort is alom aanwezig, maar wee degene die zijn naam durft uit te spreken. Nee, forever young is wat we zoeken. Zo lang mogelijk mooi en gezond blijven, oud worden maar jong zijn, op de vlucht voor de enige zekerheid in het leven.
Na zoveel diepzinnigheid is het tijd om te handelen. Voorzichtig en met minder weerzin dat ik even daarvoor nog had, schep ik de egel op de hark. Voorzichtig leg ik de hark en de egel neer op de stenen en ben op slag ontroerd door wat ik zie. Nooit eerder heb ik van dichtbij een egel zo mooi kunnen waarnemen. Hij heeft een prachtig spits snoetje en vier stevige, eeltige maar bijna baby-roze voetjes. De natte vacht op zijn buik en flanken heeft dezelfde miniatuur puntjes gekregen als de stekels op zijn rug. En verder is het heel duidelijk dat hij er niet meer is. Ik moet denken aan het interview met Jan Geurtz (boeddhistisch leraar) dat ik deze week las in de Volkskrant. Hij zet daar zijn zienswijze uiteen over wat er van ons mensen overblijft na de dood. Niet je lichaam en niet je identiteit, maar hetgene dat onze gedachten waarneemt: het bewustzijn. En dan niet zozeer het individueel bewustzijn, maar het collectief bewustzijn. De zin van het leven is volgens hem, om te ontdekken dat je een druppel bent in die zee van collectief bewustzijn. Ik weet niet of egels ook bijdragen aan die oceaan, maar met zijn druppende pak heeft hij in ieder geval wat moois achtergelaten in die van mij.