Onlangs waren wij in het Shiretoko National Park op Hokkaido, het meest noordelijke eiland van Japan. Het park is onder meer bekend om het grote aantal beren dat daar leeft. Daar waren we wel benieuwd naar en in het bezoekerscentrum vroegen we om tips voor een mooie wandeling. Dat bleek van april tot juli alleen mogelijk onder begeleiding van een gids. We boekten voor de volgende ochtend en kregen uitgebreide instructies over kleding, zonnebrand, water en we kregen de opdracht om geen etenswaren en zoete dranken in onze rugzak mee te nemen.
Voordat onze gids de volgende dag met ons op pad ging kregen we een film te zien. Daarin werd omstandig uitgelegd waarom we niet zelfstandig mochten wandelen (het is paarseizoen en dan is het gedrag van beren heel onvoorspelbaar en dus gevaarlijk voor mensen), wat we moesten doen om te voorkómen dat we een beer tegen zouden komen (een berenbel aan je rugzak hangen), wat we moesten doen als er onverhoopt toch een beer op ons pad zou verschijnen (níet hard weghollen, maar rustig achteruit lopen) en welke houding het beste werkt als je wordt aangevallen door een beer (plat op je buik op de grond, armen beschermend over je hoofd en vooral stil liggen). Bij dat laatste werd wel gezegd dat er geen garantie op succes werd gegeven. De film gaf mij al met al een wat dubbel gevoel: we waren naar het park gekomen om beren te zien en nu hadden we vooral geleerd hoe we dat moesten voorkomen.
Onze gids was tijdens het filmpje een aantal keer zenuwachtig heen en weer gelopen naar het kantoortje. Er waren de dag ervoor beren gezien en ook die ochtend was er al sprake geweest van berenactiviteit. Maar zij had berenspray en een walkie talkie, wij waren geïnstrueerd, dus ze durfde het aan. We waren nog geen tien minuten onderweg, of er werd een code rood op de walkie talkie ontvangen. Een collega gids die een kwartier eerder was vertrokken met zijn groep, had een beer op zijn pad. De beer wilde van geen wijken weten en dus moesten we – ‘voor uw en onze veiligheid’ – terug.
Als pleister op de wonde kregen we een berenkaartje van onze gids, dat we konden gebruiken voor het geval we het in ons hoofd zouden halen om zelf de natuur in te gaan en er ineens een beer zou opdoemen. Het was een kartonnetje waar twee raampjes uit waren gestanst en werkt als volgt: je houdt het kaartje op armlengte afstand vast als je een beer tegenkomt. Als de beer past in het kleine raampje is er niets aan de hand, past-ie niet, dan is het code rood. Maar gelukkig wisten we nu in ieder geval wat we dan moesten doen. Vanaf nu konden we gaan wandelen met kaartje en een luid rinkelende berenbel.
Tijdens een van onze volgende wandeltochten was het berenkaartje veel in mijn gedachten en ik bedacht dat het jammer was dat er niet zo’n kaartje voor de overdrachtelijke beren in je leven bestaat. Hoe makkelijk zou dat niet zijn? In de beginjaren van mijn carrière als coach, had ik bijvoorbeeld nog wel eens onbezonnen en overmoedig een opdracht aangenomen en had met vallen en opstaan moeten leren dat sommige vraagstukken mijn kwaliteiten als coach te boven gingen of minder bij me pasten. Dat raampje heb ik daarna dus wat kleiner gemaakt. Maar het raampje ‘moeilijke gesprekken voeren’, is tot mijn vreugde in de loop der jaren juist groter geworden. Had ik een berenkaartje gehad met vaste afmetingen, dan waren er dus geen teleurstellingen geweest, maar ook geen successen. Nee, dat idee over die overdrachtelijke berenkaart kon meteen de prullenmand in.
En die echte berenkaart? Die hebben we één keer gebruikt, toen we ineens oog in oog stonden met een beer. Ons kaartje gaf aan dat we op veilige afstand waren. Maar dat dat ook zo voelde, kwam vooral omdat wij in de auto zaten en hij niet.