Er zijn vriendschappen die de karakteristiek hebben van een rotsplantje: ook met weinig water blijven ze fier overeind. Met zo’n rotsplant-vriendin had ik eindelijk weer eens afgesproken en we gingen, zoals gewoonlijk, achter de komma verder. We hadden afgesproken in de Kunsthal in Rotterdam om ook nog iets te doen te hebben als we uitgepraat zouden zijn. Wishful thinking, want áls je elkaar dan ziet, raak je niet uitgesproken. Maar we zijn ook pragmatisch: nu we dan toch in de Kunsthal zijn, kunnen we maar beter ook die tentoonstelling nog even ‘doen’.
Ik had geen idee wat ik moest verwachten van een tentoonstelling met de naam ‘Actie – Reactie | 100 jaar kinetische kunst’. Maar wat we te zien kregen was erg leuk en zeer de moeite waard. Kinetische kunst bleek een stroming te zijn waarin beweging in het kunstwerk centraal staat. Het aardige was dat de beweging vaak niet in het kunstwerk zelf, maar in mijn hoofd zat. De werken die mijn hersenen aan het werk zetten om de boel ‘kloppend’ te krijgen, vond ik het intrigerendst. Bijvoorbeeld de enorme ronde bol die gemaakt is van stalen stokken die vierkantjes vormen. Stond ik heel dichtbij, zag ik vooral de vierkantjes, maar nam ik afstand, wilde mijn hoofd alleen maar die grote ronde bol zien. Ook het schilderij Altai III van Victor Vasarely (zie hieronder) veroorzaakte een dergelijk effect.
Er lopen verticale, zwarte balken op een groot wit doek die hier en daar breder zijn en hoeken van 90 of 45 graden hebben. Kijk ik naar de zwarte balken, dan zie ik alleen dat onregelmatige zebrapad, maar kijk ik naar het wit dat overblijft, zie ik vierkanten en wybertjes. Of beter gezegd: ik wíl die vierkanten en wybertjes zien en speur naarstig naar wat er nog meer achter en tussen de zwarte lijnen in het wit is waar te nemen. Het levert dezelfde visuele frustratie op als het kijken naar tekeningen waarbij twee verschillende figuren zijn waar te nemen, alleen nooit tegelijkertijd. Als je de ene ziet, zie je de andere niet en vice versa.
Het lijkt wel een gevecht tussen mijn ogen die een beeld zien en mijn hersenen die er betekenis aan willen geven: het is rond of het is vierkant, er staan strepen of er staan wybertjes. Toen ik daar op de terugweg naar huis over doorsudderde, bedacht ik dat het zo bijzonder is dat mijn hersenen het zo graag eendimensionaal willen maken. En dat ik eenzelfde mechanisme ook ken in de omgang met mensen. Daar horen zinnetjes bij als ‘Hij is nou eenmaal zo’, ‘Wat had je anders van haar verwacht?’, ‘Natuurlijk is hij weer te laat’, ‘Laat haar dat maar doen; dat kan zij als geen ander’, etc. Hokjes of labels geven overzicht, maar maken mensen ook platter dan ze zijn. Misschien is het wel tijd voor een nieuwe stroming in de communicatie: de kinetische. We laten de hokjes in die stroming voor wat ze zijn en ‘zetten de beweging in de mens centraal’. Dan hebben we meteen ook onze naam: de Beweging.
5 Comments