Mokkend en innerlijk grommend loop ik mezelf warme voeten te stampen op het Franse platteland. Hoewel de zon schijnt, is het koud. De glooiende heuvels, vol met afgevallen herfstblad, hebben vannacht een ijzige vleug van rijp gekregen. Mijn vingers zijn rood aangelopen en voelen stijf aan. “En ik heb nog wel zulke prachtige zachtleren handschoenen bij me. Letterlijk onder handbereik. Maar ja, met handschoenen aan kan je niet schrijven. Welke gek geeft ons op een ochtend als deze de opdracht om buiten te gaan schrijven?”, fulmineer ik innerlijk. “En welke gek gaat dat dan nog doen ook??” Ik kijk bozig om me heen naar het groepje mede-cursisten dat samen met mij de schrijf- en yoga-retraite volgt in de buurt van Limoges. Onze schrijf-juf wil vandaag het onderwerp ‘zintuigen’ onder onze aandacht brengen en vindt dat dat niet beter kan dan in de open lucht. Het is de tweede dag van de retraite en het schrijven met een pen op papier gaat me niet zo makkelijk af. Ook dát zit me dus nog tegen. Tot mijn verbazing is er van de gezichten van de andere deelnemers veel minder gemor af te lezen dan ik zou verwachten. Eerder concentratie en bij eentje zelfs een uitgesproken grijns! Lol in deze kou? En meer zelfs dan dat: enthousiasme. Hoe is het mogelijk?
“De hond en de kat”, denk ik dan ineens. Toen ik een aantal jaren geleden een training volgde bij Byron Katie, las zij op een ochtend een verhaal voor dat gaat over een gezin dat ontwaakt en aan de dag begint. Dezelfde gebeurtenissen worden twee keer van commentaar voorzien: een keer door de kat en een keer door de hond des huizes. Dat gaat ongeveer zo:
De wekker gaat en het duurt even voordat hij wordt uitgedaan.
Kat: ‘Wie haalt het in zijn hoofd om mij zo vroeg in de ochtend te storen in mijn slaap? Kan iemand alsjebliéft die wekker uitdoen? Ik word gek van dit kabaal!’
Hond: ‘Joepie, de dag is begonnen! Maar waarom doet niemand de wekker uit? Ze blijven toch niet in bed liggen? Ik heb zo’n zin om iedereen te zien!’
De gezinsleden komen beneden en beginnen het ontbijt klaar te maken.
Kat: ‘Ja hoor, eerst mij storen in mijn slaap en nu een beetje druk door elkaar heen lopen hollen met yoghurt en brood. Jullie zouden ook eens kunnen beginnen met een beetje melk voor mij. Maar nee, let maar niet op mij….’
Hond: ‘Ze gaan eten! Misschien is er voor mij ook wel iets lekkers bij zo. Wat fijn dat ik ze weer allemaal om me heen heb. Wat is het toch gezellig zo vroeg op de ochtend!’
De beesten krijgen eten.
Kat: ‘Hoe durf je me zoiets eigenlijk voor te zetten? Beknibbelen op jullie eigen eten komt niet in je hoofd op, maar een beetje behoorlijke kwaliteit kattenvoer kopen is er niet bij in dit huis. Een bakje Felix Party-mix. Tjonge jonge wát een feest!’
Hond: ‘O fijn, eten! Wat zou het vandaag zijn? Lekker, deze ken ik: Bonzo mini menu. Mijn lievelingsvoer!’
Ik kom tot de conclusie dat ik hier vanochtend de kat ben en die enthousiaste mede-cursiste de hond. Zelfde situatie, totaal andere beleving. En nog helemaal zelf gekozen ook. Als ik me dat realiseer, kom ik in de kou bij zinnen. Wat een onzin om hier zo te lopen mokken. Daar wordt het in ieder geval niet leuker van. Ineens zie ik er ook de lol van in: met dikke, rode, koude en trage vingers schrijven over de kou! Het is ineens de beste en misschien ook zelfs de makkelijkste opdracht die ik me voor kan stellen. En als het onleesbaar is, vermoed ik dat ik daar met de opdracht over ‘zien’ wel mee uit de voeten kan. Ik besluit om deze week het leven wat vaker kwispelend tegemoet te treden. Leuk!
1 Comment