‘Waarom bél je haar niet even?’, vraagt mijn moeder.
Ik ben bij haar op bezoek, maar ben verwikkeld geraakt in een drukke app-wisseling met een vriendin.
‘Bellen?’, zeg ik met de wrevel in mijn stem die zo typerend is in een conversatie tussen moeders en dochters.
‘Ja, daar is zo’n ding toch voor?’
Ik rol met mijn ogen en blijf vinnig doortikken. Als de vriendin en ik uiteindelijk de laatste kus-mondjes verstuurd hebben, kijk ik op naar mijn moeder. Zij heeft maar een boek gepakt en zit ondertussen lekker te lezen.
‘App jij wel eens met vriendinnen?’, vraag ik haar.
‘Nou, eerlijk gezegd, als ik het af kan met een telefoontje niet, hoor. Nee, ik vind het bovendien veel gezelliger om even iemand te spreken dan op zo’n priegelig schermpje te zitten gluren. Je hoort toch veel beter hoe het met iemand gaat als je hem echt spreekt? En als ik zag hoe lang jullie bezig waren, kost het ook echt niet meer tijd. Telefoneren is blijkbaar iets onbetamelijks geworden sinds dat Whatsapp bestaat. En verder wil ik nog wel even kwijt dat ik me nogal door je gephubt voelde.’
‘Ge….wat?’
‘Gephubt. Ken je die term niet? Het is een nieuw Engels woord: een samenvoeging van de woorden phone en snubbing. Het betekent dat je me negeert door bezig te zijn met je telefoon.’
Zo, die kan ik in m’n zak steken. Het is niks dat mijn moeder zo los is op haar iPad, maar dat ze in kennis en terminologie ook nog eens op mij voorligt, is onverteerbaar.
Als ik later op de dag weer onderweg naar huis ben, denk ik na over haar opmerkingen. Ze heeft gelijk dat ik nog maar weinig bel: op het maandelijks overzicht van mijn provider kom ik zelden boven de 20 minuten. En als ik dan tóch bel, gebruik ik ook liever de ‘vaste lijn’ omdat die telefoon lekkerder in de hand ligt en nog steeds een beter geluid geeft. Maar ook met die telefoon erbij haal ik nog niet in een maand wat ik als puber in een middag aan minuten bij elkaar belde. Is bellen daarmee voor mij ook onbetamelijk geworden, zoals mijn moeder stelde of is het een generatie-dingetje?
Ik merk dat er bij mij tegenwoordig vaak eerst een app-wisseling vooraf gaat aan een gesprek. Als iets me te ingewikkeld wordt (een afspraak maken en maar geen goede datum kunnen vinden) of ik wil meer expressie tonen of horen (blijdschap, frustratie, medeleven), laat ik vaak een ‘ff bellen?’ volgen. En pas als de ander daar instemmend op reageert, volgt er een telefoongesprek. Blijkbaar vind ik ff beppen, soms toch fijner dan ff appen en heb mijzelf daarmee tot b’apper gebombardeerd.
Die tweeslachtigheid van ‘tussen tafellaken en servet’ verklaart misschien ook het verschil in app-berichten tussen mijn nichtje en mij. Ik schrijf hele verhalen in één ballonnetje. Zij gebruikt maximaal drie woorden per ballon en laat ze op elkaar volgen als het knetterende salvo van een machinegeweer, waardoor mijn telefoon klinkt als een op hol geslagen flippermachine. Als ik in mijn ene ballon bezig ben om al die van haar te antwoorden, moet ik negen van de tien keer alles weer weghalen omdat zij al tig onderwerpen verder is. Ze is ook nog eens heel bedreven in de ins en outs van Whatsapp door stukjes van mijn ballon in die van haar te kopiëren en heel specifiek daarop antwoord te geven. Het wachten is op een Whatsapp-bericht van mijn moeder waarin zij dat ook al blijkt te beheersen. Helemaal geen generatiedingetje. Gewoon laksheid van mijn kant. In een artikel dat ik deze week las over Artificiële Intelligentie (AI), zegt een van de grondleggers van robotica dat we niet zozeer bang hoeven zijn voor robots die intelligenter worden dan wij. De uitdaging ligt volgens hem in het bijhouden van de ontwikkelingen in automatisering. Waar de technologie zich voorheen intergenerationeel ontwikkelde, gebeurt dat nu intragenerationeel. Dus als je denkt dat je na je opleiding nooit meer de schoolbanken in hoeft, heb je het mis. Bij- en omscholen moet een tweede natuur worden om niet buiten spel te raken. Dat heeft mijn moeder dus beter begrepen dan ik. Petje af, mam!
8 Comments